-
1 übel
übel♦voorbeelden:1 übel beleumdet • ongunstig, slecht bekendstaand, slecht aangeschrevenübel beraten • slecht geadviseerd, beradenübel dran sein • er slecht aan toe zijnübel gelaunt • slechtgehumeurd, -geluimdjemandem etwas übel nehmen • iemand iets kwalijk nemenjemand übel wollen • iemand kwalijkgezind zijn, kwaad willenjemanden übel zurichten • iemand lelijk, danig toetakelennicht übel • niet slecht, kwaadich habe nicht übel Lust, es zu tun • ik heb veel zin om het te doen2 mir wurde übel • ik werd niet goed, ik werd misselijkein übler Bursche • een gemene ventjemandem Übles nachsagen • kwaad van iemand spreken -
2 böse
böse1 kwaad, boos3 pijnlijk, zeer4 stout, ondeugend♦voorbeelden:1 aus, in böser Absicht • met kwaad, boos opzetjemandem böse sein • kwaad, boos op iemand zijnauf jemanden, mit jemandem böse sein • kwaad op iemand zijnim Bösen • boos, kwaadmiteinander böse sein • kwaad, boos op elkaar zijnböse ausgehen • slecht aflopenjemandem böse mitspielen • iemand lelijk te pakken hebbenböse dran sein • er erg, slecht aan toe zijn -
3 Stock
Stock1〈m.; Stock(e)s, Stöcke〉♦voorbeelden:am Stock gehen • (a) met een stok lopen; 〈 (b) informeel〉 er slecht aan toe zijn • 〈 (c) informeel〉 er slecht voor staanüber Stock und Stein • over heg en steg, overal (dwars) doorheen(steif) wie ein Stock dastehen • er stokstijf bij staan————————Stock2〈m.; Stock(e)s, Stockwerke〉1 etage, verdieping♦voorbeelden:————————Stock3〈m.; Stocks, Stocks〉 〈 economie〉 -
4 am Stock gehen
am Stock gehen(a) met een stok lopen; 〈 (b) informeel〉 er slecht aan toe zijn • 〈 (c) informeel〉 er slecht voor staan————————am Stock gehen -
5 arm
〈 ärmer, (am) ärmst(en)〉♦voorbeelden:arm an Bäumen • arm aan bomen〈 informeel〉 arm wie eine Kirchenmaus • zo arm als een kerkrat, als Job〈 spreekwoord〉 arm oder reich, der Tod macht alle gleich • edel, arm en rijk maakt de dood gelijk〈 informeel〉 arm dran sein • er ellendig, slecht aan toe zijn〈 bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord〉 der Arme, der Ärmste, was hat er (alles) erdulden müssen! • de arme stakker, wat heeft hij allemaal moeten doorstaan! -
6 arm dran sein
er ellendig, slecht aan toe zijn -
7 böse dran sein
er erg, slecht aan toe zijn -
8 übel dran sein
-
9 daran
♦voorbeelden:mir liegt gar nicht(s) daran • er is mij hoegenaamd niet(s) aan gelegenwas liegt daran? • wat maakt dat nu uit?er will nicht recht daran • hij heeft er geen zin iner ist übel daran • hij is er slecht aan toeer war nahe daran zu verzweifeln • hij was de wanhoop nabijmit jemandem gut daran sein • met iemand goed kunnen opschietenich weiß nicht, wie ich mit ihm daran bin • ik weet niet, wat ik aan hem heb
См. также в других словарях:
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Katze — 1. A Kât luckat efter a Könnang. (Nordfries.) – Johansen, 57. Eine Katze lugt, sieht nach einem Könige. 2. Ain katz vnd ain muz, zwen han in aim huz, ain alt man vnd ain iung wib belibent selten an kib. – Reinmar d.A., 1200. 3. Alle (alte) Katten … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon